ChristenUnie: ‘reinigen van stallen vraagt om betere meetmethoden’

pexels-cottonbro-4910809.jpgdinsdag 14 december 2021

Het wordt tijd dat we innovatiever omgaan met stalreinigingsconcepten en milieuvergunningen, vindt de ChristenUnie Overijssel. In vergunningen gaan we teveel uit van de norm die geldt voor luchtwassers die de uitstoot uit de stal moeten reinigingen. “Blijf je simpel gezegd onder de norm van de luchtwasser -door gebruik van een beter product- dan wordt dat niet geregistreerd en voldoet het betere concept niet”. Statenlid Jan Westert ving deze geluiden op en stelt daarom vragen aan het College van GS. “Het is nu gemakkelijk om te handhaven, maar het staat vernieuwing en verbetering in de weg.”, legt Westert de vinger op de zere plek. “De oplossing is niet om nieuwe veilige producten van de markt te houden, maar door beter de werking van die producten te beoordelen.”

De afgelopen jaren is de ChristenUnie-fractie benaderd en geïnformeerd over de werking van een stalreinigingsconcept op basis van veilige microbiologische reinigingsmiddelen (Animal Life Plus). Samen met de sector is een betaalbare en schaalbare oplossing ontwikkeld om stallen te reinigen. Het doel van het stalreinigingsconcept was in eerste instantie het verbeteren van de leefomgeving van de dieren. Buiten de verbetering van de leefomgeving heeft het daarnaast ook positieve effecten zoals de reductie van fijnstof en uitstoot van ammoniak. Wij volgden de ontwikkeling en toepassing van dit product. Westert: “We zijn onder de indruk van deze innovatie, die als bronmaatregel zorgt voor merkbaar betere resultaten voor het dier en de leefomgeving.”

Een brede toepassing van bronmaatregelen lijkt echter te stuiten bezwaren in regelgeving. Bijvoorbeeld in de handhaving op milieuvergunningen. “Er wordt nu niet realtime gemeten in de stallen, maar beoordeeld op de normen die gelden voor luchtwassers. Als een product niet voldoet aan de ‘toetsnorm van de luchtwassers’ zien wij ‘24/7-meting’ als een goed antwoord dat te checken. Dat vergt experimenteerruimte”, betoogt het Statenlid Westert.

“Wij hebben vernomen dat er een commissie in het leven is geroepen dit te onderzoeken. Maar vooralsnog komt er geen helderheid.” Ook aan de beoordelingskant is experimenteerruimte nodig. “Agrarische bedrijven die willen innoveren om uitstoot van ammoniak en fijnstof tegen te gaan en om een beter leefklimaat in de stallen te bereiken, moeten kunnen vertrouwen op een doortastende overheid om dat mogelijk te maken en hebben experimenteerruimte nodig om daadwerkelijk verbetering te laten zien.”, aldus Jan Westert.

De fractie van de ChristenUnie stelt over dit onderwerp de volgende vragen:

1. Is het college van GS op de hoogte van de ontwikkeling van bronmaatregelen ter reductie van stikstofemissie uit stallen inclusief microbiologische reinigingsmiddelen voor stallen en de resultaten van die bronmaatregelen? Zo ja, kunt u ons nader informeren over de stand van zaken van deze ontwikkelingen?

2. Klopt het dat de provincie ook met een innovatiesubsidie eerder de ontwikkeling en toepassing van deze middelen mede heeft willen mogelijk maken? Wat zijn uw bevindingen? Hoe lang is de provincie al bij deze materie betrokken en waarom komen de initiatiefnemers van de microbiologische reinigingsmiddelen maar niet verder? Welke bezwaren moeten worden weggenomen? En welke overheden zijn in dezen verantwoordelijk voor te nemen maatregelen?

3. Is het zo dat er spanningen zijn rond de handhaving en/of de vergunningverlening van end-of-pipe systemen zoals luchtwassers bij toepassing van bronmaatregelen ter reductie van NH3 emissie inclusief stal management systemen?

4. Welke belemmeringen constateert het college in dit opzicht en op welke wijze draagt u er aan bij om op korte termijn tot een oplossing te geraken?

5. Is de provincie bereid om met de omgevingsdiensten de mogelijkheden van experimenteerruimte na te gaan, bijvoorbeeld binnen de crisis en herstelwet?

6. Op welke wijze worden de initiatiefnemers en ontwikkelaars meegenomen in de voortgang van dit dossier? De ChristenUnie begrijpt dat er regelmatig contacten met leden van het college zijn geweest, maar dat concreet vervolg uitblijft? Klopt deze zienswijze?

7. Is het College van GS bereid statenleden via een werkbezoek in de gelegenheid te stellen nader kennis te nemen van innovatieve methoden via een werkbezoek?

 

 

« Terug