Hans Peter Benschop over landelijk gebied

boerderijdonderdag 27 september 2012

Provinciale Staten heeft afgelopen week een kaderstellend debat gevoerd over het landelijk gebied. Het was een betrokken en interessante discussie. De statenleden hadden duidelijk verschillende beelden over vooral de landbouw. Desalniettemin werden er enkele moties aangenomen met brede steun. Zo werd bijvoorbeeld volksgezondheid benoemd als een randvoorwaarde voor elke ontwikkeling in het landelijke gebied.

De Staten hebben één fout in ieder geval vermeden: de statenwerkgroep kwam niet met een gezamenlijke set aan beleidsaanbevelingen. Bij gemeenten werd het dualisme al eerder ingevoerd dan bij provincies. Daar is al heel wat afgekaderd. De raadsbrede werkgroepen komen vaak met producten die niets zeggen. Abstracte doelen maskeren de politieke verschillen. De Staten zijn niet op zoek gegaan naar brede overeenstemming. Zij hebben de diepte gezocht. Dat lijkt mij een goede keuze.

Toch was er ook onbehagen. Sommige statenleden meldden teleurgesteld te zijn. Zij hadden gehoopt op duidelijke grenzen, waarin de staten bijvoorbeeld aangaven hoe groot stallen maximaal zouden mogen zijn. Dat was volgens hen een kader: een grens waar in de toekomst niet overheen gegaan zou mogen worden. Die moties haalden het niet.

Mevrouw van der Bent was het duidelijkst in haar worsteling. Kunnen beperkende kaders wel in een context van ontwikkelingsplanologie? Zijn zij geen teruggang naar ‘toelatingsplanologie’? Tegelijkertijd gaf zij aan wel degelijk bezorg te zijn over de ontwikkelingen op de wat langere termijn. Als de reconstructiewet wordt afgeschaft, en tegelijk verandering in Brusselse regelgeving rond quota en dierenrechten plaatsvinden, kan de bestaande trend van schaalvergroting sterk geïntensiveerd doorzetten. Deze ontwikkeling boezemde haar angst in. Zij kwam met een verzoek aan het college om deze ontwikkelingen te bestuderen, en noemde dat een kader.

Ik vraag mij af de Staten zichzelf niet te zeer beperken door de kaderstelling enerzijds als een beperking te zien, of anderzijds als een procesvoorstel. Zouden er niet ook toekomstgerichte kaders kunnen zijn? Kaders waarbij Provinciale Staten niet zozeer beperkingen aangeeft, als wel doelen waar de provincie in de toekomst naar moet streven? Ik kan me voorstellen dat je als provincie je bijvoorbeeld tot doel stelt in jaar x de meest diervriendelijke of omgevingsvriendelijke of efficiënte (al naar gelang je politieke voorkeur) landbouwsector van Nederland te hebben. Op die manier kan je ambitieus werken aan het realiseren van maatschappelijke doelen zonder harde grenzen te stellen die overal moeten gelden. Maatwerk blijft mogelijk. Tegelijk kan PS wel sturen, want GS moet natuurlijk wel vooruitgang kunnen melden ten aanzien van de geformuleerde doelen. Sturing vereist dan uiteraard wel tamelijk precieze doelen.

Het spreekt voor zich dat de landbouw slechts een voorbeeld is. Feitelijk spelen er in het landelijke gebied heel erg veel vraagstukken – zeker niet alleen de landbouw. De demografische ontwikkeling en de economische vitaliteit vragen in sommige delen van het landelijke gebied echt de aandacht. Er zijn vitale dorpen met een grote sociale cohesie, maar er zijn ook dorpen waar dat niet het geval is – en de vergrijzing wèl tot een grotere zorgvraag leidt.

Deze column van Hans Peter Benschop, manager Trendbureau Overijssel, is overgenomen van www.trendbureauoverijssel.nl

« Terug

Archief > 2012 > september

Geen berichten gevonden