De ChristenUnie wil nieuwe kijk op water.

landbouw.jpgvrijdag 15 mei 2020

Steeds vaker heeft Overijssel te maken met periodes van grote droogte. Met name in onze zandgronden wordt het watertekort steeds nijpender. De provinciale fractie van de ChristenUnie wil dat het roer drastisch omgaat als het om waterbeleid gaat en stelt daarover indringende vragen aan het Provinciale college.

‘Tot voor kort was ons waterbeleid gericht op het zo snel mogelijk wegvoeren van overtollig regenwater’ vertelt Statenlid Arjan Hof van de ChristenUnie. ‘Dat is echt niet meer van deze tijd’. In de waterschappen zijn traditiegetrouw de boeren flink vertegenwoordigt. Bij een te hoge grondwaterstand loopt de oogst schade op en daardoor de boer inkomsten mis. Waterbeheer organisaties moeten forse schadevergoedingen betalen aan de boer die door te veel water z’n land niet kan bewerken of de oogstopbrengst ziet afnemen. ‘Maar door de droogte van de afgelopen jaren zien agrariërs in bijvoorbeeld Twente de oogstopbrengst afnemen tot wel 40%’ weet Hof te vertellen.
De droogte van deze tijd noopt ons tot een ander waterbeleid. Het kan niet zo zijn dat water snel wordt afgevoerd en vervolgens de natuur en landbouwgronden verdrogen. Dat kan door bijvoorbeeld het water “in reserve” te zetten voor in droge tijden.

De ChristenUnie wil van het provinciale college weten in hoeverre de keuze voor waterafvoer politiek of financieel wordt beïnvloed. Los daarvan kan de vraag gesteld worden of het water in de ondergrond überhaupt wel door de boeren zelf op peil gehouden moet worden.  

De ChristenUnie vindt dat het helder moet worden wat toekomstbestendig waterbeheer in Overijssel voor effect kan hebben op de natuur en de landbouw, juist ook in relatie tot de klimaatuitdagingen waarvoor we staan. Hof ziet zijn gestelde vragen aan Gedeputeerde Staten als een opening van een lastige maar noodzakelijke discussie.

De jaren waarin we de luxe hadden om water zo snel mogelijk naar de IJssel te laten wegvloeien zijn volgens de ChristenUnie nu toch echt voorbij.

De ingediende vragen:

Droogte hoort bij de maanden april en mei. Dit jaar is volgens het KNMI echter veel droger dan normaal. In droge periodes is het verstandig om het grondwater langer vast te houden. Dit staat op gespannen voet met de Nederlandse waterbeheerplannen die van oudsher vaak gericht zijn op snelle waterafvoer. De fractie van de ChristenUnie heeft hierover enkele vragen aan het college van Gedeputeerde Staten.

  1. Agrariërs hebben een groot belang bij tijdige water aan- en afvoer. In het artikel ‘verdroging Nederland is een politieke keuze’ in het Nederlands Dagblad van 16 april jl. staat vermeld dat agrariërs een schadeclaim kunnen indienen bij onder andere waterbeheermaatschappijen en waterschappen als de waterafvoer niet snel of adequaat genoeg wordt gerealiseerd. Klopt dit en zo ja om hoeveel gevallen gaat dit dan per jaar in Overijssel? Kunnen ook anderen dan agrariërs aanspraak maken op dergelijke schadevergoedingen?
  2. Onze waterschappen registreren hoeveel en hoe vaak oppervlaktewater gebruikt wordt voor het beregenen van gewassen, hiervoor is immers een vergunning nodig. Voor het slaan van bodemputten en gebruik van het grondwater zijn geen vergunningen vereist. Kan het college aangeven of en hoe zij een verband ziet tussen het grondwaterpeil en het gebruik van grondwater bij gewasberegening?
  3. Er zit samenhang in beregenen en niet beregenen. Immers als een boer de beregening stopzet zal de buurman meer water hebben voor zijn beregening. Hoe ziet ons college deze marktwerking in het licht van de klimaatuitdagingen voor de toekomst?

Arjan Hof, Statenlid

 

« Terug