Veehouder André Slager omarmt duurzaamheid:
‘Kringlooplandbouw, daar moeten we naartoe’
Naar eigen zeggen heeft hij goud in handen. In de vorm van mest, wel te verstaan. Melkveehouder André Slager wil namelijk de mest van zijn koeien scheiden tot grondstoffen als fosfaat, stikstof en kalium. ‘Waardevolle stoffen”, zegt hij, “want er is een dreigend tekort aan fosfaat en stikstof.” Oftewel, een duurzame oplossing voor het mestprobleem én prima handel. Helaas gooit de mestwetgeving roet in het eten. Slager: “Als je mest scheidt, heb je chemisch gezien geen mest meer, maar kunstmest. Maar omdat het volgens de regels dierlijke mest blijft, mag je er weinig mee. Je kunt het uitrijden op je eigen land, maar mag het niet verkopen.”
Het tekent de dwangbuis van het boerenbestaan anno 2019. Toch weerhoudt een tegenvaller als deze hem er niet van om te blijven zoeken naar kansen. Wie vlakbij Dedemsvaart langs de melkveehouderij van André en Rianne Slager rijdt, kan hem bijna niet missen. Bij de boerderij staat een groot, grijs, iglo-vormig bouwwerk. Een mono-mestvergister, onthult André. De vergister haalt methaan uit koemest. Daarmee wordt een generator aangedreven, die het boerenbedrijf doorlopend van stroom voorziet. De boer kan zelfs een deel van de opgewekte elektriciteit tegen een goede prijs terugleveren aan het elektriciteitsnet. “Een win-winsituatie”, noemt hij het. “Mijn hele bedrijf draait op zelf opgewekte stroom. Ook het voeren van de koeien gaat elektrisch, met een voerrobot.” Dankzij de vergister vangt hij bovendien het grootste deel op van de schadelijke gassen uit zijn koemest.
Stroom voor 100 huishoudens
Het woord duurzaamheid valt snel wanneer je met Slager in gesprek bent. “Ik ben christen. Voor mij is het vanzelfsprekend dat we goed omgaan met de schepping”, legt hij uit. In zijn zoektocht naar een rendabele vorm van duurzaam boeren, legde de boer al een hele weg af. “Een jaar of vijf geleden schafte ik tweehonderd zonnepanelen aan, voor op het dak van mijn schuur. Maar de zon schijnt lang niet altijd, dus er was niet altijd eigen opgewekte energie. Daarom ging ik op zoek naar iets anders. Ik raakte geïnteresseerd in vergisting”, vertelt hij. Met zijn mestvergister kan hij stroom opwekken voor ongeveer 100 huishoudens en vangt hij de CO²-uitstoot van een slordige 250 auto’s op. Indrukwekkende cijfers.
Slager kon zijn mestvergister aanschaffen door in te stappen in de Jumpstart Coöperatie. In deze coöperatie werken verschillende boerenbedrijven en landbouworganisaties samen met FrieslandCampina en Groen Gas Nederland. Het gezamenlijke doel: mono-mestvergisting mogelijk maken op zoveel mogelijk boerderijen. Op het Dedemsvaartse melkveebedrijf kwam, behalve de vergister, een rubberen vloer in de stallen. En een mestschuif, die ieder uur de mest naar een put aan het einde van de stal veegt. Vanaf daar wordt het de mestvergister ingepompt, waar het wordt opgewarmd tot 24 graden, om de methaan te laten vrijkomen. “Vergisting gaat het beste met dagverse mest”, verduidelijkt Slager. “Hoe verser hoe beter, dan is de opbrengst methaan het hoogst.”
Wat is hier op tegen?
Toen de mestvergister eenmaal draaide, kwam Slager met het idee om het restproduct te gaan scheiden. Hij licht toe: “De mest die uit de vergister komt, rijd ik uit op mijn land. Dat is niet efficiënt. Je kunt dan de hoeveelheden fosfaat en stikstof niet doseren, terwijl je dat soms wel wilt. Bijvoorbeeld wanneer een stuk grond iets meer fosfaat, of iets minder stikstof nodig heeft. Door mest te scheiden krijg je kunstmest. Daar mee kun je je grond precies geven wat het op dat moment nodig heeft.” Slager vindt het onbegrijpelijk dat zijn oplossing buiten de regels valt. “Er dreigt een tekort aan fosfaat en stikstof, waar wij het in grote hoeveelheden in onze mest hebben zitten! We hoeven het er alleen uit te halen...” Hij verzucht: “Wat is hier op tegen?”
Gelukkig kwam er vrij snel een nieuw idee, vertelt hij. “Koeien en kalveren kunnen gedroogd gras veel beter verwerken dan vers gras. Ze nemen de eiwitten van gedroogd gras beter op én vinden het smakelijker. Dus zocht ik naar een manier om gras te drogen.” Dat bleek prima te kunnen met de warmte uit de mestvergister. En zo bouwde Slager een grasdrogerij. “De drogerij blaast warme lucht door het gras. In drie dagen is het droog. Mijn dieren zijn er gek op!” Op de vraag of hij zichzelf vernieuwend vind, antwoordt hij lachend: “Ik ben niet iemand die achter de ontwikkelingen aanloopt. Maar vernieuwend? Ik geniet er gewoon van om te bedenken hoe het beter kan! Niet dat ik het eerder fout deed, maar het kan altijd beter.”
Druk op boeren verminderen
Wat Slager weleens steekt, is de enorme regeldruk waarmee boeren te maken hebben. “Natuurlijk is CO²-reductie belangrijk. Maar de boeren hébben al zoveel ingeleverd, zowel in aantallen dieren als qua uitstoot. Ik wil best meer doen, maar dan moet de politiek de boeren wél steunen”, zegt hij. Daarbij moet de meeste beweging komen van Brussel en Den Haag, “maar de provincie moet vast ook iets voor ons kunnen doen”, denkt hij hardop. “Provinciale politici hebben ingangen bij de landelijke en Europese overheid. Het zou mooi zijn als zij die kunnen gebruiken om de druk op de boeren te verminderen.” Dat zou bijvoorbeeld kunnen leiden tot een pilot met het scheiden van mest, geeft hij als suggestie.
Slager vindt het zorgwekkend dat steeds meer boeren ermee stoppen. Al heeft hij begrip. “Het kan een last worden om almaar te moeten voldoen aan bijna onmogelijke regels. Sommige boeren willen die last niet meer dragen en dat begrijp ik.” Dat hijzelf een familiebedrijf runt, zorgt ervoor dat hij niet aan stoppen denkt. Het bloed van zijn familie stroomt als het ware door het bedrijf. “Het is je bestaansrecht. ” Vader Slager, intussen halverwege de 70, kwam ooit vanuit Staphorst naar Dedemsvaart en startte het bedrijf. Tien jaar geleden ging Slager senior met pensioen, maar hij is nog steeds bijna iedere werkdag op de boerderij te vinden. Het tekent het familiebedrijf. “Je geeft veel op als je stopt”, verklaart zijn opvolger. “Maar als je er geen plezier meer in hebt, wordt het lastig om door te gaan.”
Voor de schepping zorgen
Vooralsnog is Slager gepassioneerd bezig met zijn bedrijf. “Dat moet ook wel. Als ik mijn bedrijf ooit wil overdragen aan een volgende generatie, moet ik het nu goed doen.” In zijn optiek is duurzaamheid onvermijdelijk, ook voor boerenbedrijven. “We leven met vreselijk veel mensen op een klein stukje aarde. Daar moeten we zo goed mogelijk voor zorgen, met de kennis die er is.” Schaalvergroting is in Slagers optiek een stap de verkeerde kant op. Kringlooplandbouw een stap de goede kant op: “Daar moeten we naartoe”, vindt hij. Zelf probeert de veehouder dat al zo goed mogelijk te doen. “Ik ben grondgebonden en zelfvoorzienend. Het voer voor mijn koeien komt van eigen land, daar rijd ik ook mijn mest uit. Mijn CO²-uitstoot heb ik voor een groot deel opgevangen.”
Bij tal van boerenbedrijven ziet Slager nog ruimte voor (extra) zonnepanelen. “Ik hoor van genoeg initiatieven, bijvoorbeeld van boeren die hun daken verhuren voor het plaatsen van zonnepanelen. Dat kan ook op bedrijventerreinen, zonne-energie biedt nog volop kansen”, schetst hij. Ondanks dat, is hij faliekant tegen het plaatsen van zonnepanelen op landbouwgrond. “Landbouwgrond hebben we nodig voor de voedselvoorziening”, waarschuwt hij. Volgens hem helpt het als iedere boer, op zijn eigen manier, een steentje bijdraagt aan duurzame landbouw en veeteelt. Wel moet er ruimte zijn voor een eigen aanpak, is zijn pleidooi. Verschillende vormen van landbouw en veeteelt moeten naast elkaar kunnen bestaan, om elkaar aan te vullen.
Duurzaam voor de portemonnee
Hij illustreert dat met een voorbeeld: “Neem de boeren die streekproducten leveren aan de eigen regio. Ik vind dat superknap. Voor sommige boeren is dat een oplossing, maar het is zeker niet voor iedere boer weggelegd.” Over biologische landbouw doet hij een soortgelijke uitspraak. “We kunnen niet allemaal biologisch gaan boeren, want dan wordt er te weinig geproduceerd en stijgen de prijzen de pan uit.” Wel kunnen boeren onderling veel van elkaar leren, denkt Slager. “Ik neem ook wel dingen over van biologische boeren, maar ik kan mijn bedrijf nooit volledig biologisch runnen.” Realisme is nodig, zegt de veeboer. “Want duurzaamheid is leuk en aardig, maar het moet ook duurzaam zijn voor mijn portemonnee.”